1 Jeugd en opleiding

Cornelis de Bruin werd geboren op 7-4-1870 in Utrecht, als zoon van Geurt Gerard Wilhelmus de Bruin, metselaar en Maria Christina Jungman, zonder beroep. Cornelis' vader was de derde uit een gezin van 11 kinderen, het oudste kind stierf 3 maanden oud.Een van de meisjes trouwde een van Boetzelaer, ik weet niet welke. De familie de Bruin heeft zijn wortels in Soest, ze waren rooms katholiek, Cornelis is ook in Soest begraven, op het Kerkhof van de Nederduitsche Hervormde Gemeente , hij stierf in Amsterdam, aan maagkanker. Zoon Theo , die chirurg werd, schreef niet veel later zijn proefschrift over maagkanker.

De grootvader van Cornelis heette eveneens Cornelis, Cornelis Janze de Bruin, hij was daghuurder en landbouwer, de familie was katholiek, hij trouwde in 1832 met Gerritje van 't Klooster , ze was naaister van beroep.Toen Cornelis 10 maanden oud was, overleed zijn moeder.Z ijn grootmoeder, Gerritje van 't Klooster, stierf op zijn eerste jaar.Cornelis groeide deels op bij een tante. Zo'n grote katholieke familie heeft zo zijn voordelen.Op Cornelis 4de jaar hertrouwde zijn vader, op zijn achtste jaar kreeg hij een halfzus, Gerarda Alijda Maria. Op zijn dertiende jaar overleed zijn vader.

Cornelis wilde van jongsaf schilder worden, hij had al vroeg artistieke aspiraties, zijn voogd vond dat als hij zo nodig wilde schilderen hij maar leerling in een schildersbedrijf moest worden en bezorgde hem op zijn 13de jaar, het jaar dus waarin hij wees werd, een plaats als leerling bij een schildersbedrijf in Hilversum . Sindsdien zou hij altijd gruwelijk de pest houden aan het opknappen van een huis.Wanneer het tijd werd om te behangen verhuisde hij liever. Zijn al vroeg bekende artisticiteit noopte hem zich tot selfmade kunstenaar te ontwikkelen, bepaald niet ongebruikelijk.Dat een dermate korte jeugd bevordelijk kon zijn voor een eigenzinnige persoonlijkheid lijdt geen twijfel.Zijn tomeloze energie en behoefte zich te bewijzen zouden zijn gehele leven bepalen tot aan zijn dood op 70-jarige leeftijd.

Op 25-2-1893 deed hij toelatingsexamen aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam voor de avondtekenklas, hij was dus 22 jaar oud op dat moment, zijn start in Hilversum was al bijna 10 jaar geleden. Hij volgde lessen tot eind 1894. De bekende professor August Allebe was zijn leermeester, deze was van mening dat schilderen niet zijn sterkste kant was, hij adviseerde hem zich vooral op plateelbakken toe te leggen. Waarschijnlijk had Allebe geheel gelijk.

Leerlingen van August Allebe staan erom bekend zeer subtiel luchten te kunnen schilderen met fraaie grijstinten, wat dat betreft zou Cornelis een goede leerling blijken te zijn.

De genoemde feiten dank ik ten dele aan het genealogisch onderzoek van tante Nettie. Ook het "archief" van Cornelis, vele brieven aan Naatje, van opdrachtgevers en uit de krant geknipte recensies van exposities heb ik indertijd van tante Nettie, de jongste dochter van Cornelis, gekregen. Zij zag mijn belangstelling en vond bovendien dat mijn handschrift indertijd aan dat van Cornelis deed denken. Ze vond dat ik meer dan wie ook in de familie dit archief moest hebben.Dat vind ik uiteraard ook en uit mijn schrijven van dit verhaal blijkt dat zij mijn belangstelling zeer juist heeft ingeschat. Jammer dat ik zo laat tot uitvoering kwam, er is eigenlijk niemand meer om nog dingen aan te vragen.