9 Hollands impressionismeCornelis wordt tot de Hollandse Impressionisten gerekend, hij heeft in de loop der jaren zijn stijl niet wezenlijk veranderd, hij was geen vernieuwer, hij bleef zichzelf trouw en was altijd direct herkenbaar. Er bestaat wel een zichtbaar onderscheid tussen schilderijen die in opdracht geschilderd zijn en zijn meer door zichzelf geinspireerde werk. De opdrachten werden preciezer , minder impressionistisch geschilderd.Wel is me bij het groeien van de verzameling opgevallen , dat zijn latere werk iets vrijer en meer impressionistsch was dan zijn vroegste werk, dat iets preciezer leek.
Verder maakte hij grafiek en hij schilderde in een fel gekleurd palet onderwerpen die verwant zijn aan de Haagse School. Volgens Pieter Scheen schilderde hij hoofdzakelijk landschappen, met af en toe figuren. Dat is een aantoonbaar onvolledig beeld en ik toon dat in dit boek ook aan. Hij schilderde ook portretten, stillevens, stadsgezichten, zijn botters op het IJselmeer mogen niet onvermeld blijven. Zijn broodschilderijen voldeden wel in doorsnee aan Scheens beschrijving.
In mijn jaren als huisarts in Amsterdam trof ik bij diverse families schilderijen van zijn hand, die ik altijd al herkende nog voor ik serieus naar mijn patient had gekeken . Ooit kwam ik eens bij een jong gezin voor een ziek kindje, daar hing naast 34 andere dingen heel hoog aan de muur bij het raam een groot schilderij van Cornelis, op zachtboard in een lindegroene zachtboard lijst. Ik heb hun een uitgebreide fotoserie van kind, hond en poes aangeboden in ruil voor dit schilderij. De vrouw vond het een vreselijk ding, haar man had het op straat gevonden bij het grof vuil. De deal was tot ieders genoegen en ik toog opgewekt naar lijstenmaker Heydenrijck aan het Rokin. Daar kwam een keurige kleine heer in een net pak opgetogen op mij af, hij had al van een afstand gezien dat het een werk was van "oude Kees". Zo hoorde ik dat "oude Kees" deze lijstenmaker frequenteerde en dat "oude Kees" zijn roepnaam op oudere leeftijd was.Het kind is snel genezen.
Ook heb ik via advertenties in de krant diverse schilderijen gekocht, verder nog bij kunsthandelaar Jonas Knoop in de Reguliersbreestraat in Amsterdam, die hem als een niet meer dan een zondagsschilder afdeed. Ik ben er erg zeker van dat alle overige dagen van de week ook intensief werden gebruikt. Jonas Knoop is in maart 2006 druk bezig zijn zaak op te doeken.Van Jonas Knoop hoorde ik ook dat heel veel werk naar Amerika is gegaan, zijn zuster had een kunsthandel in New York en er waren vele de Bruinen door haar handen gegaan.Veel emigranten waaronder talrijke joden namen zijn typisch hollandse taferelen mee naar Amerika om de sfeer van hun thuisland in huis te hebben. In Amsterdam kwam ik met nog een andere kunsthandelaar in gesprek die nog ergens een grote map met schetsen en tekeningen wist, die hij me wel zou kunnen bezorgen. Helaas kreeg de man een fataal hartinfarct voordat dit zijn beslag had kunnen krijgen, dus achter dat net heb ik helaas gevist. Dat spijt me nog steeds.Om van het schilderen een gezin te kunnen onderhouden moest er wel verdiend worden in een tijd dat verdienen voor heel velen moeilijk was, dus moest hij het vooral van een grote productiviteit hebben. Hij stelde doorgaans 10 ezels naast elkaar op en schilderde tegen dezelfde achtergrond 10 maal een verschillende voorgrond. Ik heb een schilderij van de Schreierstoren in Amsterdam, waarvan Rob Hart, zoon van Johanna, een andere versie heeft, bij Jonas Knoop heb ik nog een derde versie te koop gezien, helaas beide mooier dan de mijne.
Moira Klaver en Rob Hart, beiden kleinkinderen, bezitten ieder een bijna identiek schilderij van een houtsprokkelende oude boerenvrouw, alleen de lucht verschilt, die van Moira, wonend in de Provence, heeft een grijze nederlandse lucht, het schilderij in Maassluis heeft een heldere zomerse lucht zoals ze die in Maassluis wel vaker zouden willen zien.
Hij trok er veel op de fiets op uit om te schetsen, zowel met potlood, oliekrijt alsook olieverf. Zijn schetskistje is in het bezit van Moira.
Het Gooi en de Veluwe komen in veel schilderijen naar voren. Ook de Zuiderzee en later vooral Amsterdam.Hij ging vaak zo in zijn gedachten op dat hij meer dan eens het nakomertje Theo met zijn been van zijn fiets maaide bij het afstappen.
In zijn laatste amsterdamse tijd was cafe Schiller zijn favoriete cafe aan het Rembrandtplein, waar hij frequent kwam. Zijn favoriete sigaar was de Huifkar type tuitknak. Uit zijn op palet geschilderde zelfportret bleek hij ook pijp te roken. Wanneer de zaken goed liepen werd het geld betrekkelijk makkelijk besteed, met name aan perzische tapijten, waarvan er zich nog enkele in de familie bevinden. Hij was een kleine man, minder dan 1 meter 70. Hij hechte zeer aan een verzorgd voorkomen, als jongeman had hij iets van een dandy , in de ogen van nu.
Oma Nettie was een knappe, stijlvolle vrouw om te zien. Zij kan niet een echt zorgeloos leven hebben gehad. Behalve voor Sheherazade stond zij ook model voor Lacmee.
Persoonlijk vind ik zijn composities niet altijd geslaagd, met name vind ik dat het onderwerp zich soms wat te ver rechts in beeld bevindt. Zijn kleurgebruik is prachtig, levendig en rijk. Heel mooi vind ik zijn grijstinten, schitterende luchten, die prachtig laten zien hoe mooi Nederland in alle seizoenen kan zijn. Het impressionistische palet in Frankrijk is luchtiger, maar dat is het klimaat daar ook.
Een zwak punt zijn de door hem geschilderde handen. De handen van oma Nettie op het schilderij Sheherazade zijn grof getekend. Zijn veelvuldig geschilderde volkstypen hebben wellicht van zichzelf al grove trekken, maar zijn interpretatie van deze koppen is bepaald grof, wel zeer herkenbaar. Wanneer ik ergens binnenstap waar"opa aan de muur hangt" zie ik dat direct. Zijn koppen zijn "grof van snoet en oren", "koppen als koolrapen".
Ook weet ik dat hij paarden een moeilijk onderwerp vond, hetgeen zichtbaar is aan de talrijke paarden die in deze schilderijenverzameling "rondlopen". Zijn kwalificatie voor niet al te mooie benen was gedraaide kastpoten.
In tegenstelling tot al zijn nazaten, had hij helemaal niets met auto's. Als er al een auto in beeld kwam, was het onveranderlijk zijn versie van de T - Ford, ongeacht in welk jaar hij dat schilderde. Andere auto's kende hij niet.
Hij hield veel van katten, in mijn ogen moet iemand dan een goed mens zijn, honden hebben nimmer deel uitgemaakt van de huishouding. Wel was er een papagaai, Lokkie.
Het grote aantal schilderijen in de familie danken we aan Oma Nettie, die rijen dik het beste werk altijd achterhield.
Henk Klaver was de enige in de familie die in zijn atelier mocht komen, Henk kon goed tekenen. Verder was het atelier voor iedereen verboden terrein, volgens de verhalen; maar met zoons die belangstelling voor beeldhouwen toonden kan ik me dat niet echt voorstellen.